Keuze lesonderwerp praktische bijscholing en stagebeoordeling
In de ongeveer anderhalf jaar dat de WRM van kracht is, is gebleken dat er onduidelijkheid bestaat over de keuze van het lesonderwerp tijdens de praktische bijscholing en stagebeoordeling.
Welke les mag gegeven worden?
De keuze van het lesonderwerp is vooral afhankelijk van het werkelijke aanvangsniveau van de rijbewijsleerling die les krijgt. Daarom wordt dit aanvangsniveau eerst door de instructeur vastgesteld. Op basis van het rijgedrag dat de leerling laat zien, besluit de instructeur om door te gaan met het geplande lesonderwerp of een ander lesonderwerp te kiezen.
Examinator kan lesonderwerp bepalen
Als uit het feitelijke begingedrag blijkt dat het niveau van de leerling ver onder of juist boven het geplande onderwerp ligt en de instructeur speelt hier niet goed op in, zal de examinator een ander lesonderwerp bindend voorstellen. Dit gebeurt altijd nadat de leerling een stuk(je) heeft gereden en nooit tijdens het inleidende gesprek.
Originele instructievorderingenkaart
Om de examinator inzicht te geven in de vorderingen van de leerling, moet de originele instructievorderingenkaart worden overlegd. Dit mag, in principe, elke reguliere kaart zijn. Belangrijk is dat de examinator zich tijdens de les een beeld kan vormen van het rijniveau van de leerling. Een namaak-
Nieuwe lesonderwerpen
De leerling mag niet al zo ver zijn met zijn rijopleiding dat hij al klaar is voor het rijbewijsexamen of een tussentijdse toets. De instructievorderingenkaart moet tenminste vijf lesonderwerpen bevatten die nog niet eerder aan bod zijn gekomen in de rijopleiding van de leerling. Het verdiepen van een eerder behandeld lesonderwerp is toegestaan. De nadruk in deze les moet dan wel op de nieuwe elementen in de rijtaak liggen.