Minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu heeft antwoord gegeven op de ruim honderd vragen die door de Tweede Kamer waren gesteld over de wetswijzigingen in de WRM. Schultz verklaart in de antwoorden onder andere waarom ze de sanctie handhaaft waarbij rijinstructeurs hun bevoegdheid kunnen kwijtraken, en laat daarnaast weten dat een verplichte VOG voor rijinstructeurs voorlopig niet aan de orde is.
In mei vorig jaar is er gesproken over de voorgestelde wijziging van de WRM, die in 2009 ook al werd gewijzigd. De meest concrete wijzigingen daarin zijn het praktijkgerichter maken van het herintrederstraject, een verlengde duur van de periode waarin een instructeur nog les mag geven na het verliezen van zijn bevoegdheid en het geldig maken van de eerste praktijkbijscholing.
Verplicht toneelstuk
Er werden veel vragen gesteld over de sanctie die rust op de praktijkbegeleiding voor rijinstructeurs. Als iemand deze niet haalt, wordt zijn WRM-certificaat ongeldig. Schultz blijft bij haar standpunt dat dit haar inziens het beste instrument is om de kwaliteit van rijinstructeurs te waarborgen.
Vanuit de slechts 1 procent die zakt kan volgens haar worden afgeleid dat de praktijkbegeleiding inclusief sanctie wel degelijk effect heeft. “Nu is pas de tweede praktijkbegeleiding bindend, waardoor voor de eerste poging slecht wordt voorbereid en een lager slagingspercentage wordt genoteerd. In het geheel is de sanctie hierbij een effectieve stimulans om aan de eigen vakbekwaamheid te werken.”
De VVD droeg aan dat veel rijinstructeurs het bijscholingstraject wordt gezien als een verplicht toneelstuk.”Het is mij bekend dat sommige rijschoolhouders de genoemde kwalificatie gebruiken, maar ik herken mij daar niet in”, zegt de minister. Schultz is voor mogelijkheden om de praktische invulling van de bijscholing nog beter te laten aansluiten op de praktijk.
Termijn na zakken bijscholing
Er werden door meerdere fracties vragen gesteld over de termijn die rijinstructeurs krijgen om vervanging te regelen na het verliezen van hun WRM-certificaat. Deze gaat van zeven dagen naar acht weken. In de praktijk krijgt een rijinstructeur deze acht weken de bevoegdheid om nog les te geven en een vervanger te vinden”, legt Schultz uit. “Gedurende die periode kan een rijinstructeur ook het herintrederstraject proberen met goed gevolg af te leggen.
Dit traject duurt ongeveer zes weken. Er waren vragen of het wel haalbaar is om dit binnen de gestelde termijn voor elkaar te krijgen. Daar twijfelt de minister niet over. “Wachtlijsten zijn er niet. Een verruiming van die termijn zou ook betekenen dat rijinstructeurs die tot drie keer toe niet konden aantonen over voldoende vakbekwaamheid te beschikken, langer blijven lesgeven.”
Royal HaskoningDHV
Een slager die zijn eigen vlees keurt, dat vond de SP van Royal HaskoningDHV omdat het onderzoeksbureau de evaluatie WRM uitvoerde terwijl het bureau ook al betrokken was bij de nieuwe WRM in 2009. Schultz vindt dat de objectiviteit van de evaluatie in voldoende mate is gewaarborgd. “Het bureau is geselecteerd vanuit een openbare aanbesteding van Rijkswaterstaat en aan de hand van tevoren gestelde criteria.”
Een verzwaring van de vooropleidingseis voor de opleiding tot rijinstructeur werd afgeschoten. Schultz vindt dat die eis niet hoger moet zijn dan nuttig en nodig voor de opleiding. De SP stelde voor dat de eisen die aan een 2toDrive-coach worden gesteld, ook voor een beginnend rijinstructeur gelden. Schultz vindt dat niet nodig. “Het examen van rijinstructeur is een selectief examen op een hoog niveau.”
Herintrederstraject minder theoretisch
Het herintrederstraject gaat praktijkgerichter worden, zo staat in het nieuwe wetsvoorstel. De SP vroeg zich af hoe dit er dan uit gaat zien. Schultz: “De Examencommissie WRM zal het exameninstituut hierover adviseren. De verwachtig is dat het geven van een praktijkles, zoals tijdens de praktijkbegeleiding, onderdeel wordt van het herintrederstraject en dat één of meer theorie-examenonderdelen zullen vervallen.” Uiteindelijk zal de aangepaste inhoud waar nodig vastgelegd worden in wet- en regelgeving.
De minister stelt dat de CEC WRM geen betrekking heeft op werknemersonderwerpen en meldt daarbij dat deze instructeurs zich kunnen aansluiten bij de VRB om hun vakinhoudelijke belangen te laten vertegenwoordigen.
Toezicht ILT en VOG
Een minder concrete wijziging in de WRM is het toezicht van de ILT. Onduidelijk was nog wat hun rol zou worden. Zij gaan vooral toezien op het niet terugsturen van ongeldig verklaarde WRM-passen. Zo wordt het rijinstructeurs met een verlopen of ongeldig verklaard WRM-certificaat bemoeilijkt om te blijven lesgeven. De ILT neemt geen toezichtstaken van de politie op zich.
Onlangs bracht Bovag Rijscholen opnieuw in om een VOG verplicht te stellen voor alle rijinstructeurs. Schultz liet nog maar eens weten dit voorlopig niet van plan te zijn. Dit baseert zij op een peiling onder vierduizend 2toDrive-kandidaten. “Niemand voelde zich ongemakkelijk, en dit geeft mij dus geen aanleiding om een VOG verplicht te stellen. Een dergelijke eis zou disproportioneel zijn in het licht van het streven om de administratieve lasten voor de beroepsgroep beperkt te houden.”
1 januari 2017
De vragen over de WRM wetswijziging betroffen vooral nadere toelichting op de aanpassingen. Kritische noten werden door de minister veelal weerlegd. Zo ook de petitie van rijschoolhouder Bert de Weerd, genaamd ‘Stop de sanctie op het WRM protocol’. De minister vindt dat met dit compromis de bijscholingsverplichting al snel een lege verplichting wordt en neemt het voorstel niet over.
Het streven wordt bevestigd dat de voorgestelde wijzigingen van de WRM 1993 en de daarmee samenhangende wijzigingen van de lagere regelgeving op 1 januari 2017 in werking treden. Volgens de minister is er op grond van de WRM 1993 geen parlementaire betrokkenheid bij wijzigingen van de lagere regelgeving. Er hoeft dus niet over gestemd te worden in de Tweede Kamer, maar de wijziging kan snel doorgang vinden via een ministerieel besluit (AMvB).